Hallo, ik ben kleine vlieg.
Ik heet zo, omdat ik heel klein ben.
Ik zal nu mijn verhaal vertellen wat ik heb meegemaakt tijdens het kerstdiner van de familie Pijnappels.

Ik zal bij het begin beginnen.
Ik was net met papa vlieg en mama vlieg naar hier verhuisd, we wonen nu in de slaapkamer van meneer en mevrouw Pijnappels.
Ik moest eerst van mama en papa mijn vliegenslaapkamertje inrichten.
Dat vond ik wel leuk.
Mijn vliegenbedje opmaken, mijn vliegenspeelgoed opruimen,
en de rest van mijn vliegenspullen een plekje geven in mijn nieuwe vliegenkamertje.
Toen ik dat allemaal had gedaan, mocht ik van papa en mama ons nieuwe huis verkennen.
Op één voorwaarde, dat ik uit de buurt van de grote mensen moest blijven.
Dat is goed hoor papa en mama, had ik gezegd.
Toen mocht ik eindelijk ons nieuwe huis verkennen.

 
 

Ach ja, vast een feestje.
Ik zal daar wel uit de buurt blijven zoals papa en mama vlieg gezegd hadden.
Dus ik draaide me maar weer om en wilde net de ander kant opvliegen toen opeens de geur van overheerlijke, versgebraden, warme kip mijn vliegenneusje binnen drong.
Ohh, wat een honger kreeg ik van die heerlijke geur!
Maar nee, snel die gedachte uit mijn kopje zetten, ik mocht er toch niet naar toe.
Jammer, maar niks aan te doen.
Daarom vloog ik toch maar de andere kant op, naar de kelder.
Daar waren vast nog wel wat ander vliegenjongetjes waar ik mee kon spelen.
Maar steeds, waar ik ook aan dacht, ik kon de gedachte toch even stiekem een heel klein hapje te nemen van al die lekkere dingen, niet uit mijn hoofd zetten.
Ik zou toch best wel even kunnen kijken, papa en mama waren er toch niet bij.
Ja, het kon best.
Ik was al een stoere vlieg van 2 weken en kom mezelf best beschermen.

Dat ik straks in doodsangst zou zitten dacht ik niet aan.

 


© afbeelding Arwin Kossen

 

Daar ging ik, dapper, toch wel een beetje bang, naar de grote mooi gedekte tafel.
Het was nu toch wel erg druk.
Kijk, daar stonden de grote salades, warme kip, dampende soep,
knapperige broodjes, sappig fruit en nog veel meer lekker dingen.
Ik had nog nooit zoveel lekker dingen bij elkaar gezien.
Van vreugde begon ik hard te zoemen.
De mensen keken om zich heen, ze keken boos.
Waarom?
Ze wapperden raar met hum armen door de lucht.
Ik moest er wel een beetje om lachen, het zag er zo raar uit!

Opeens kwam er een meneer met heel nette kleren aan
en iets raars in zijn hand dat op een mensenhand op en stokje leek, aanlopen.
Hij begon ermee op de muur te slaan, vlak naast me.
Het leek wel of hij me aan wilde raken en dat met zijn eigen handen niet durfde
dus het daarom maar met een nephandje deed.
Hij schreeuwde iets, maar ik kon het niet verstaan.
Er kwamen meer grote mannen aan met nephanden op stokjes die ook naar me gingen wapperen.
Waarom deden ze dat?
Au! Daar had iemand me op mijn pootje geraakt!
Snel vloog ik omhoog.
Daar konden ze niet bij.
Wat was ik bang!
Gelukkig hielden ze na een tijdje op met wapperen en kon ik veilig naar de grote salades vliegen.

Mmm, lekker zeg, zoiets lekkers had ik nog nooit geproefd.
Het smaakte naar……naar zoet met stukjes vis.
Even wat van die warme kip proeven……heerlijk!
Hé, daar lag op een bordje alles wat ik lekker vond.
Zouden ze dat speciaal voor mij gedaan hebben?
Eens even proeven……echt, heel erg lekker.

Mijn buikje was net helemaal vol met lekkere dingen toen weer dezelfde nette man aan kwam lopen
met een grote zilveren schaal met ijs!
Ohh, klonk het van alle kanten, en het wás mooi.
De lichten gingen uit en er werden stokjes aan gestoken waar een heel mooi flikkerend licht uit kwam. (vuurwerksterretjes)
Zoiets moois had ik nog nooit gezien.
Eigenlijk zat ik al helemaal vol en kon er niets meer in mijn vliegbuikje bij, maar toch.
Eén hapje kon er nog wel bij.
Zoiets geweldigs kon je toch moeilijk aan je neus voorbij laten gaan.Toch?
Snel even een piepklein hapje nemen en dan doorvliegen.
Het werd op de tafel gezet, de mensen schepten op en aten door.

Wat hadden ze allemaal mooie kleren aan, dat zag ik nu pas.
Er was een vrouw met een mooie lange gele jurk met een rode bloem in haar hals
en een krans van de heerlijkst ruikende bloemen die ik ken in haar haar dat in een knot gebonden was,
een man met een net groen pak aan met een rode strik,
een vrouw met een witte jurk en een parelketting om,
en een man met een net zwart pak (de man van het handje) en een zwarte strik om zijn nek.

Nu was iedereen aan het eten, ze zouden het vast niet merken als ik stiekem een hapje nam van dat lekkere ijs.
Daar ging ik dan, recht op de schaal af zonder te zoemen.
Nog een paar vleugelslagen en dan was ik er.
Bijna……hebbes, een hapje.
ZALIG, HEERLIJK, VERRUKKELIJK GEEN WOORDEN VOOR TE VINDEN!
Maar daar kwam de nette man aan en die gunde me die lekkere smaak natuurlijk niet.
Waarom deden deftige mensen toch altijd zo gemeen tegen kleine vliegen zoals ik?
Daar begreep ik niks van.
Veel tijd om daaraan te denken had ik niet, ik moest maken dat ik weg kwam.
Ik vloog alsof mijn leven ervan af hing weg, om niet door die hand op een stokje geraakt te worden.
Sneller, sneller, zo hard al ik kon.
Snel de hoek om, de trap op en snel de slaapkamer in, naar ons eigen huisje!
Thuis stond me vast wel een flinke straf te wachten, maar dat kon me lekker niks schelen.
IK WAS WEER VEILIG THUIS.


(De hand op het stokje is natuurlijk een vliegenmepper)

 

Dit verhaaltje is geschreven
door Eva (11 jaar)

Wil je ook mee doen met de schrijfwedstrijd ?
Klik dan hier !

Klik hier om naar de spelletjes te gaan